7,77% forfaitair rendement voor box 3 blijft overeind in 2026 – Voorjaarsnota bevestigt eerder aangekondigd percentage ondanks aanhoudende kritiek

- Het forfaitaire rendement voor box 3 wordt in 2026 verhoogd naar 7,77%, zoals eerder aangekondigd
- Belastingvrije voet daalt tegelijkertijd naar €51.396, wat meer spaarders en beleggers raakt
- Kritiek vanuit de sector blijft: het percentage zou weinig zeggen over het daadwerkelijke rendement
Ondanks felle kritiek uit de markt en recente discussies over de rechtvaardigheid van de box 3-heffing, kiest het kabinet ervoor om vast te houden aan het eerder gepubliceerde forfaitaire rendement van 7,77% voor overige bezittingen in 2026. Dat merkt belastingadviseur Hans Huiberts op in een post op LinkedIn.
Deze verhoging – die neerkomt op een stijging van 1,78% ten opzichte van eerdere jaren – moet de belastinginkomsten veiligstellen.
Tegelijkertijd wordt het belastingvrije vermogen verlaagd naar €51.396. Hierdoor komen meer beleggers en spaarders in de heffing terecht, wat het financiële draagvlak voor deze aanpassing vergroot.
Huiberts rekent zo voor dat dat gelijk kan staan aan een forse stijging in de box3 heffing van 48 procent.
Effectieve heffing loopt op
De situatie zoals we die zagen: door het huidige belastingtarief van 36% komt de effectieve heffing voor beleggers in box 3 op ongeveer 2,8% van hun vermogen. Voor particuliere beleggers in vastgoed is er echter nauwelijks een ontsnappingsroute: overheveling naar een bv is vanwege de overdrachtsbelasting van 10,4% financieel onaantrekkelijk.
Beleggers in liquide middelen of effecten hebben daarentegen wél mogelijkheden om via een bv structuur uit te wijken naar box 2, waar een ander belastingregime geldt.
‘Grondslag staat los van de realiteit’
Fiscalist Cor Overduin van Grant Thornton was eerder scherp in zijn oordeel: “Het geplande box 3-forfait voor 2026 van 7,77% is een schoolvoorbeeld van een belastinggrondslag die volledig losstaat van de realiteit.” Volgens hem wordt het percentage gebaseerd op achterhaalde data, zoals historische rendementen op staatsobligaties en huizenprijzen, wat het daadwerkelijke rendement van beleggingen nauwelijks weerspiegelt.
Daarnaast wees Overduin erop dat het voor belastingplichtigen vrijwel onmogelijk is om te bewijzen dat hun werkelijke rendement lager ligt. “De voorwaarden zijn zo streng dat het merendeel van de belastingplichtigen geen kans maakt,” stelde hij.
Er is geen ruimte voor kostenaftrek, papieren winsten worden meegerekend en verliesverrekening is uitgesloten.
Bron: Vastgoedinsider