Voorstellen uit het Belastingplan 2025
26/09/2024Actueel
Hierna volgen de belangrijkste voorstellen uit het ‘Belastingplan 2025’ die op 1 januari 2025 in werking treden, tenzij anders is vermeld:
- beperkte verlaging van de mkb-winstvrijstelling van 13,31% naar 12,7%;
- nieuwe eerste IB-tariefschijf van 35,82%, verhoging van de tweede schijf van 36,97% naar 37,48% en verhoging van het aangrijpingspunt van het hoge IB-tarief van € 75.518 naar € 76.817. Het aftrektarief is 37,48%.
- terugdraaien hoge box-2-tarief van 33% naar 31%;
- verlaging van het hoge OVB-tarief van 10,4% naar 8% per 1 januari 2026.
En verder is in het Belastingplan 2025 voorgesteld:
- de algemene heffingskorting te verlagen met € 335 en te koppelen aan het wettelijk minimumloon (wml) inclusief vakantietoeslag. Het afbouwpunt voor 2025 wordt € 28.406. Het afbouwpercentage bedraagt 6,337% en wordt definitief bij vaststelling van het wml in november 2024;
- verbeteringen door te voeren in de aftrek specifieke zorgkosten, zoals het gelijkstellen van aftrek extra vervoerskosten door ziekte en invaliditeit aan ziekenbezoek. Vindt het vervoer plaats per auto (geen taxi), dan wordt aftrek gesteld op € 0,23 per kilometer. Daarnaast wordt voor iemand die niet meer dan 100 meter zelfstandig kan lopen het bedrag dat als leefkilometers in aanmerking komt gesteld op € 925 per jaar;
- de giftenaftrek in de Vpb af te schaffen, waarbij tevens de giften weer worden beschouwd als dividenduitdeling aan de aandeelhouder en belast in box 2;
- om de giftenaftrek in de IB in de huidige vorm voort te zetten;
- maatregelen ter voorkoming van onbedoelde dubbeltellingen bij personenvennootschappen om zo dubbeltellingen bij toepassing van de excessieflenenregeling te voorkomen;
- wijzigingen door te voeren aan de liquidatieverliesregeling in de Vpb;
- het percentage van de generieke renteaftrekbeperking te verhogen van 20% naar 25% (earningstrippingmaatregel);
- het toepassingsbereik van het begrip ‘verbonden lichaam’ in de zin van artikel 10a Vpb uit te breiden naar rechtsvormen die door de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen transparant zijn geworden;
- een vrijstelling in box 3 in te voeren voor vermogensrechten na de aardbevingsschade in Groningen en Drenthe;
- om de 30%-regeling vanaf 2027 om te vormen tot een 27%-regeling en de versoberingen per 1 januari 2024 grotendeels terug te draaien. In 2025 en 2026 geldt voor alle ingekomen werknemers een forfait van 30%. Daarnaast geldt volledig respecterend overgangsrecht voor alle ingekomen werknemers die vóór 2024 een 30%-vergoeding hebben ontvangen;
- om vanaf 2027 de salarisnorm van de 30%-regeling te verhogen van € 46.107 naar € 50.436 (jonge werknemers tot 30 jaar met een mastergraad van € 35.048 naar € 38.338). Dit zijn de bedragen in 2024, maar door jaarlijkse indexatie zullen deze bedragen in 2027 hoger zijn. Voor ingekomen werknemers die de expatregeling al voor 2024 toepasten geldt overgangsrecht. Voor hen blijft het forfait 30% en blijven de oude (geïndexeerde) salarisnormen gelden.
- de niet-aftrekbare huurderslasten voor de onzelfstandige werkruimte in een als ondernemingsvermogen geëtiketteerde woning te verduidelijken;
- de gerichte vrijstelling OV-abonnementen te verduidelijken;
- de belemmeringen bij de sanering van Vpb-plichtige lichamen die het gevolg zijn van de samenloop tussen de verliesverrekeningsmaatregel en de kwijtscheldingswinstvrijstelling weg te nemen;
- inflatiecorrectie door te voeren van de eindheffing voor het privégebruik van bestelauto’s van de zaak, die doorlopend afwisselend door meerdere werknemers worden gebruikt. De eindheffing wordt verhoogd van € 300 naar € 439 en wordt vanaf 2026 jaarlijks geïndexeerd;
- om de fiscale definitie van voertuigen voor met name de autobelastingen (bpm en mrb) vanaf 2027 de officiële registratie in het kentekenregister te laten volgen;
- de speciale bpm-tarieven voor plug-in personenauto’s te schrappen;
- om vanaf 2026 een btw-tariefsverhoging van 9% naar 21% door te voeren voor logies, met uitzondering van kampeerterreinen;
- om een herzieningsregeling voor investeringsdiensten aan onroerende zaken vanaf € 30.000 in te voeren;
- vanaf 2026 een btw-tariefsverhoging van 9% naar 21% door te voeren voor culturele goederen en diensten, met uitzondering van dagrecreatie, bioscopen en circussen. Theater- en museumbezoek, popconcerten en festivals maar ook boeken, kranten en tijdschriften worden daardoor duurder. Er komt wel een compensatie voor schoolboeken;
- vanaf 2026 een btw-verhoging door te voeren van 9% naar 21% voor sportbeoefening;
- de kavelruilvrijstelling in de overdrachtsbelasting te laten vervallen voor woningen en niet-agrarische bedrijfsgebouwen en invoering van een 10-jaarsvoortzettingseis;
- de afgifte van een beschikking van de RVO in te voeren voor aangemelde investeringen, waartegen bezwaar en beroep mogelijk is (net als nu al voor EIA mogelijk is) en de milieudeskundige beoordeling van de aangemelde investering over te hevelen van de Belastingdienst naar de RVO;
- de tariefkorting in de motorrijtuigenbelasting voor emissievrije personenauto’s tot en met 2029 te behouden. De nieuwe korting bedraagt 25% en werkt door in de provinciale opcenten.