Miljoenennota 2022
1 Tarieven
De tarieven, de heffingskortingen en het forfaitair rendement blijven in 2022 vrijwel gelijk. Wel worden de schijven van de vennootschapsbelasting, zoals eerder besloten, verlengd. Bekijk hier alle tariefswijzigingen.
Tarieven Box 1 – Inkomen uit werk en woning
Het tarief in de 1e schijf wordt iets verlaagd: van 37,10% naar 37,07%. Ook wordt de tariefschijf verlengd naar € 69.398 (€ 68.507 in 2021). De tweede tariefschijf blijft gelijk.
Tarief inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen 2022 | |||
Belastbaar inkomen meer dan (€) | maar niet meer dan (€) | Tarief 2022 (%) | |
1e schijf | – | 69.398 | 37,07 |
2e schijf | 69.398 | – | 49,50 |
Overzicht gewijzigde heffingskortingen
Iedereen heeft recht op de algemene heffingskorting: een korting op de inkomstenbelasting. Deze korting is inkomensafhankelijk. Hoe lager het inkomen, hoe hoger de korting. In 2022 wordt de algemene heffingskorting iets verhoogd. Het afbouwpercentage van de arbeidskorting wordt verlaagd van 6% naar 5,86%.
Heffingskortingen | 2021 (€) | 2022(€) |
Algemene heffingskorting maximaal (< AOW-leeftijd) | 2.837 | 2.874 |
Arbeidskorting (maximaal) | 4.205 | 4.260 |
Jonggehandicapten korting | 761 | 771 |
Maximum inkomensafhankelijke combinatiekorting | 2.815 | 2.534 |
Ouderenkorting (maximaal) | 1.703 | 1.726 |
Alleenstaandeouderenkorting | 443 | 449 |
Afbouwpercentage van de arbeidskorting | 6% | 5,86% |
Geleidelijke verlaging zelfstandigenaftrek
De zelfstandigenaftrek is een bedrag dat ondernemers in de inkomstenbelasting mogen aftrekken van hun winst, mits ze 1.225 uur hebben gewerkt als ondernemer. Met de zelfstandigenaftrek verlaagt u het bedrag waarover u inkomstenbelasting bent verschuldigd. De zelfstandigenaftrek wordt opnieuw verder afgebouwd. De maximale zelfstandigenaftrek bedraagt in 2022 € 6.310 (€ 6.670 in 2021). Uiteindelijk wordt de zelfstandigenaftrek verlaagd naar € 3.240 in 2036.
Tarieven Box 2 – Aanmerkelijk belang
Het tarief in Box 2 is in 2022 hetzelfde als in 2021: 26,9%. Het tarief van 26,9% geldt voor voordelen uit aanmerkelijk belang, zoals het uitkeren van dividend aan de aandeelhouder (dga) in privé en de winst bij verkoop van aandelen.
Tarieven Box 3 – Sparen en beleggen
Het tarief van Box 3 blijft in 2022 gelijk aan het huidige tarief van 31%. Het heffingsvrij vermogen wordt iets verhoogd, naar € 50.650. De schijven blijven gelijk. Deze zijn in 2022:
- Van € 50.000 tot € 100.000 (schijf 1)
- Van € 100.000 tot € 1.000.000 (schijf 2)
- Vanaf € 1.000.000 (schijf 3)
Aanpassing tarieven vennootschapsbelasting
De tarieven in de vennootschapsbelasting blijven gelijk. De vorig jaar aangekondigde verlenging van de tariefschijf is opgenomen in het Belastingplan. Het tarief van 25% gaat in 2022 gelden bij winsten hoger dan € 395.000.
Vennootschapsbelasting | 2021 | 2022 |
Winst tot € 245.000 in 2021/ € 395.000 in 2022 |
15,0% | 15,0% |
Winst vanaf € 245.000 in 2021/ € 395.000 in 2022 |
25,0% | 25,0% |
Het gecombineerde tarief vennootschapsbelasting-inkomstenbelasting is als volgt:
Gecombineerd tarief VPB/IB | 2021 | 2022 |
Winst tot € 245.000 | 37,87% | 37,87% |
Winst vanaf € 245.000 tot € 395.000 | 45,18% | 37,87% |
Winst vanaf € 395.000 | 45,18% | 45,18% |
2. Werkgever
Van de langverwachte introductie van de thuiswerkvergoeding en de STAP-regeling tot de verlaging van de vrije ruimte van de werkkostenregeling: voor werkgevers brengt het Belastingplan 2022 diverse wijzigingen en gevolgen met zich mee. Lees hier waar u als werkgever op moet letten.
De tijdelijke verhoging van de vrije ruimte werkkostenregeling wordt ingetrokken
Vanwege de coronacrisis werd in 2020 en 2021 de vrije ruimte van de werkkostenregeling verhoogd naar 3% over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom. Voor 2022 is het normale tarief van 1,7% weer van toepassing over de eerste € 400.000.
Introductie onbelaste thuiswerkvergoeding van € 2
Door de coronacrisis is thuiswerken veel gangbaarder geworden. Werkgevers willen graag een vergoeding geven aan werknemers voor de extra kosten die worden gemaakt door thuis te werken. Het Nibud had eerder al berekend dat de extra kosten van het thuiswerken € 2 per dag bedragen. De kosten die het Nibud heeft meegenomen, zijn voor extra water- en elektriciteitsverbruik, verwarming, koffie, thee en toiletpapier. Het kabinet neemt dit bedrag over en stelt € 2 per thuisgewerkte dag of dagdeel gericht vrij.
U kunt als werkgever voor een werkdag óf een reiskostenvergoeding geven óf een thuiswerkkostenvergoeding, maar niet beide. U heeft in deze situatie de keuze welke vergoeding u wilt toepassen. Wanneer de werknemer tijdens een thuiswerkdag naar een zakelijke afspraak gaat die niet op de werkplek is, kan voor deze reis wel een reiskostenvergoeding worden gegeven zonder dat dit gevolgen heeft voor de thuiswerkkostenvergoeding.
Afschaffing van de scholingsaftrek en invoering van STAP-budget
Per 1 januari 2022 treedt de subsidieregeling Stimulans Arbeidsmarkt Positie (STAP-budget) in werking. Dan wordt ook de huidige fiscale aftrek van scholingsuitgaven afgeschaft. Deze aftrek was vooral gunstig voor belastingplichtigen met een hoog inkomen. Belastingplichtigen met een lager inkomen profiteerden hier minder van. Kosten voor scholing komen met ingang van 1 januari 2022 niet meer in aftrek in de aangifte inkomstenbelasting 2022. In plaats daarvan kan gebruik worden gemaakt van de nieuwe subsidieregeling. Werkenden en niet-werkenden kunnen maximaal € 1.000 (inclusief btw) budget aanvragen voor een scholingsactiviteit. Het budget kan een aanvulling zijn op andere tegemoetkomingen van bijvoorbeeld de werkgever, de gemeente of het UWV.
Wijziging inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) voor buitenlands belastingplichtigen
Buitenlands belastingplichtigen met een partner komen in aanmerking voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK), terwijl dat niet altijd de bedoeling is. Het gaat bijvoorbeeld om mensen die in Nederland werken, maar in het buitenland wonen met een niet-werkende echtgenoot en een kind onder de 12 jaar. Het kabinet wil de IACK-toekenning bij buitenlandse belastingplichtigen per 1 januari 2022 wijzigen door de uitzondering op het begrip fiscaal partner niet te laten gelden voor de IACK.
3. Verduurzaming
Het kabinet wil verduurzaming stimuleren en stelt verschillende veranderingen in de klimaat- en milieuwetgeving voor om te voldoen aan de afspraken in het Klimaatakkoord. Dat heeft gevolgen voor bijvoorbeeld de bijtelling van de elektrische auto en de bpm.
Wederom hogere bijtelling voor elektrische auto
Al jaren wordt de bijtelling voor het privégebruik van elektrische auto’s stapsgewijs verhoogd. Met ingang van 1 januari 2022 bedraagt de bijtelling voor het privégebruik van elektrische auto’s 16%. In 2021 was dit nog 12%.
De maximale cataloguswaarde waarover deze lage bijtelling wordt verleend (de Tesla-taks), wordt vanaf 2022 verlaagd. Is de cataloguswaarde van de auto hoger dan € 35.000? Dan geldt voor het bedrag daarboven het normale bijtellingspercentage van 22%.
Het bijtellingspercentage staat voor een periode van vijf jaar vast, gerekend vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de datum van eerste toelating.
Verhoging bpm
De te betalen bpm wordt aan de hand van de CO2-uitstoot van een personenauto vastgesteld. Voor auto’s die meer CO2 uitstoten, moet meer bpm worden betaald. Aangezien auto’s steeds zuiniger worden, loopt de belastingopbrengst van de bpm terug. Om de belastingopbrengst van de bpm te verhogen, gaan de tarieven omhoog.
Ook de komende jaren wordt de bpm verhoogd. Die verhoging wordt gekoppeld aan de verwachte ‘vergroening’ van nieuwe automotoren en bedraagt 2,3%.
Meer milieu-investeringsaftrek (MIA)
Voor milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen kunt u gebruikmaken van de milieu-investeringsaftrek (MIA). Deze bedrijfsmiddelen worden jaarlijks in de Milieulijst gepubliceerd.
De milieu-investeringsaftrek kent op dit moment drie percentages: 13,5%, 27% en 36%. Deze percentages worden per 1 januari 2022 verhoogd naar respectievelijk 27%, 36% en 45%. Met deze verhoging wil het kabinet bedrijven stimuleren om te (blijven) investeren in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen.
Aanpassen energiebelasting ter voorkoming dubbele belasting bij batterijopslag
De levering van elektriciteit aan een energieopslagfaciliteit zal onder voorwaarden niet worden aangemerkt als een belaste levering voor de energiebelasting. Hiermee wordt voorkomen dat bij de opslag van elektriciteit in een keten twee keer belasting wordt geheven over de levering van elektriciteit.
4. Woningmarkt
Het kabinet neemt geen ingrijpende maatregelen om de woningmarkt te hervormen. Wel wordt de hypotheekaftrek verlaagd en vindt een aantal technische aanpassingen plaats. Lees hier de belangrijkste wijzigingen voor de woningmarkt in het Belastingplan 2022.
Afbouw hypotheekrenteaftrek eigen woning
Sinds 2014 wordt het fiscale voordeel van de hypotheekrenteaftrek geleidelijk verlaagd voor zover de rente wordt afgetrokken tegen het hoogste inkomstenbelastingtarief in box 1. Dit tarief bedraagt 40% in 2022 (43% in 2021). In 2023 zal nog één keer een verlaging worden doorgevoerd, waardoor de hypotheekrente definitief aftrekbaar is tegen maximaal 37,05%. Dit percentage komt overeen met het tarief van de eerste schijf. Overigens geldt dit aftrekpercentage ook bij veel andere aftrekposten.
Betaalt u geen of weinig rente omdat u geen of een kleine eigenwoningschuld hebt? Dan kunt u gebruikmaken van de Hillen-aftrek. Deze aftrek wordt in 30 jaar afgebouwd en bedraagt voor 2022 86,67% (2021: 90%).
Eigenwoningforfait wordt lager
De eerder aangekondigde verlaging van het eigenwoningforfait wordt doorgezet. Het eigenwoningforfait is een percentage van de WOZ-waarde van de woning en wordt bij het inkomen geteld. Hierdoor stijgt de aftrekpost eigen woning. Tot € 1.100.000 bedraagt het forfait in 2022 0,45% (0,50% in 2021) en boven € 1.100.000 blijft het 2,35%. Deze verlaging is een compensatie voor de afbouw van de hypotheekrenteaftrek.
Schenkingsvrijstelling eigen woning
De eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning van € 105.302 wordt ook in 2022 voortgezet. De daadwerkelijke hoogte van de vrijstelling wordt aan het einde van 2021 bekendgemaakt.
Aanpassen eigenwoningregeling in partnerschapssituaties bij overlijden
Sinds 2004 kennen we de bijleenregeling. In het kort komt deze erop neer dat wanneer uw oude woning meer opbrengt dan het bedrag waarvoor deze is gefinancierd, het bedrag daarboven op de lening voor uw nieuwe woning in mindering moet worden gebracht. Uw nieuwe eigenwoningschuld (EWS) valt daardoor lager uit. Deze winst wordt ook wel omschreven als de eigenwoningreserve (EWR). Vanaf 2013 moet u een lening voor de eigen woning binnen 30 jaar aflossen om in aanmerking te komen voor renteaftrek. Of u hieraan voldoet, wordt bepaald aan de hand van de aflossingsstand. De beoordeling van de EWR en EWS wordt gewijzigd in gevallen waarbij een fiscaal partnerschap is aangegaan. Hierdoor worden deze schulden voortaan rechtvaardiger behandeld.
De volgende aanpassingen worden doorgevoerd:
- Alleen wanneer in algemene gemeenschap van goederen wordt gehuwd, gaat een EWR en de aflossingsstand van de andere partner voor de helft over op de echtgenoot.
- In situaties waarin niet in algemene gemeenschap van goederen is gehuwd, staat het de andere partner vrij de onbenutte ruimte EWR te benutten, zolang de partners gezamenlijk voldoende vermogen hebben ingebracht.
- De EWR en de aflossingsstand gaan bij overlijden niet over op de andere partner.
Onvoorziene omstandigheden vóór verkrijging woning
Sinds 1 januari 2021 kent de overdrachtsbelasting drie tarieven:
- Voor verkrijgingen van een eigen woning van maximaal € 400.000 door starters tot 35 jaar, geldt een verlaagd tarief van 0%. Voorwaarde is wel dat de woning gaat functioneren als hoofdverblijf en dat de koper de vrijstelling nog niet eerder heeft gehad.
- Voor de verkrijging van een eigen woning geldt een verlaagd tarief van 2%, mits de woning gaat functioneren als hoofdverblijf.
- Voor overige verkrijgingen van onroerend goed, zoals niet-eigenwoningen en niet-woningen (zoals bedrijfspanden), geldt een tarief van 8%.
De verlaagde tarieven gelden alleen wanneer de woning gaat functioneren als hoofdverblijf. Het komt in de praktijk geregeld voor dat de woning door onvoorziene omstandigheden niet als hoofdverblijf kan worden gebruikt. De wet biedt de mogelijkheid om rekening te houden met deze omstandigheden die zich ná het tijdstip van de verkrijging voordoen.
Het kan ook voorkomen dat onvoorziene omstandigheden zich voordoen na het sluiten van de koopovereenkomst, maar voor de levering (de overdracht bij de notaris). Bijvoorbeeld bij het verloren gaan van de woning, een echtscheiding, nieuwe baan en/of verlies van baan of overlijden. Momenteel is niet wettelijk vastgelegd dat wanneer deze omstandigheden zich voordoen tussen het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst en de levering, het verlaagde tarief alsnog van toepassing is. Het kabinet wil ook in deze gevallen rekening houden met de onvoorziene omstandigheden. Hiervoor moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De onvoorziene omstandigheid doet zich voor in de periode tussen het tekenen van het koopcontract en het moment van overdracht bij de notaris.
- Door deze omstandigheid kan niet langer worden voldaan aan het hoofdverblijfcriterium.
Aanpassing antimisbruikbepaling overdrachtsbelasting
Sinds 1 april 2021 mag de startersvrijstelling voor de overdrachtsbelasting alleen toegepast worden wanneer de waarde van de verkregen woning niet boven de € 400.000 uitkomt. Er zou misbruik kunnen worden gemaakt van dit maximumbedrag door de woning gefaseerd te verkopen. Bijvoorbeeld door eerst het woongenot te verkopen, gevolgd door de verkoop van de rest van de eigendom. Daarom is een antimisbruikbepaling opgesteld, die het totaal van de waarde van de verkregen woning en de rechten waaraan deze is onderworpen bij elkaar optelt.
Voorgesteld wordt om een tweetal onduidelijkheden in deze antimisbruikbepaling weg te nemen:
- Wanneer als gevolg van een opeenvolgende verkrijging binnen één jaar de waarde van de verkregen woning tezamen onder de woningwaarde grens van € 400.000 uitkomt, is aanvullend alleen overdrachtsbelasting verschuldigd over de waarde van de opvolgende verkrijging.
- Wanneer de eerste verkrijging voor 1 april 2021 heeft plaatsgevonden en de opeenvolgende verkrijging daarna, dan is de antimisbruikbepaling niet van toepassing.
Tot slot wordt voorgesteld om deze antimisbruikbepaling niet te laten gelden in geval van verkrijgingen krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht.
5. Ondernemingen
Van beperking in de verliesverrekening vennootschapsbelasting tot het vereenvoudigen van de systematiek van een S&O-aanvraag. Ook voor ondernemingen brengt het Belastingplan 2022 de nodige wijzigingen en gevolgen met zich mee. Lees hier waar u als ondernemer op moet letten.
One Stop Shop (OSS)-regeling bij negatieve omzet (import)
Eerder dit jaar zijn er nieuwe e-commerceregels geïmplementeerd. Deze regels worden versoepeld in het geval van een negatieve btw-melding.
In bepaalde gevallen kan een buitenlandse btw-ondernemer een negatieve omzet behalen voor afstandsverkopen naar Nederland. Zo’n situatie doet zich bijvoorbeeld voor wanneer een btw-ondernemer uit een andere EU-lidstaat afstandsverkopen verricht en deze ondernemer in het belastingtijdvak meer retourzendingen ontvangt dan goederenleveringen verricht. De OSS-aangifte zou dan resulteren in een teruggaaf van btw.
Tot voor kort was het onduidelijk of in dergelijke gevallen (aanvullend) een teruggaafverzoek via de EU-portal moest worden gedaan. De staatssecretaris van Financiën geeft aan dat dit in Nederland niet het geval is. De Belastingdienst moet een negatieve (I)OSS-aangifte als teruggaafverzoek in behandeling nemen. Dit scheelt de buitenlandse ondernemer administratieve rompslomp, want er hoeft namelijk geen separaat teruggaafverzoek te worden ingediend. Deze versoepeling wordt met terugwerkende kracht verleend vanaf 1 juli 2021.
Beperking verliesverrekening vennootschapsbelasting
Wanneer uw bedrijf over een jaar verlies draait, kunt u dit verlies verrekenen met de winst van het jaar daarvoor of met de winsten in de komende zes jaren. Vanaf 2022 zijn verliezen onbeperkt voorwaarts verrekenbaar en vervalt de termijn voor de voorwaartse verliesverrekening van zes jaar. Verliezen kunnen daardoor niet langer meer verdampen of verloren gaan. De achterwaartse verliesverrekening wijzigt niet en blijft beperkt tot 1 jaar. Maar de verrekening wordt wel afgezwakt. De verliezen (zowel voorwaarts als achterwaarts) zijn tot een bedrag van € 1.000.000 aan belastbare winst verrekenbaar. Als de winst hoger is, zijn de verliezen slechts tot 50% van die hogere winst in een jaar verrekenbaar. Deze aanpassing was al eerder aangekondigd en gaat per 1 januari 2022 in.
Overgangsregeling
De huidige voorwaartse verliesverrekening is beperkt tot een maximum van 6 of 9 jaar. Zo is een verlies uit 2013 op dit moment verrekenbaar tot en met 31 december 2022. Verliezen vanaf 1 januari 2022 zijn net als de nog openstaande verliezen per 31 december 2021 onbeperkt voorwaarts verrekenbaar. Dit betekent dat als op 31 december 2021 nog verliezen openstaan vanaf het jaar 2013, deze verliezen vanaf 2022 weer onbeperkt verrekenbaar zijn. Verliezen uit 2012 vallen niet onder deze overgangsregeling, aangezien deze verliezen slechts verrekenbaar zijn tot 31 december 2021.
Vereenvoudigen en verduidelijken systematiek S&O-aanvraag
In 2019 is de Wet ter bevordering van speur- en ontwikkelingswerk (afgekort WBSO) geëvalueerd en is aanbevolen om de systematiek van indienen en toekennen van een S&O-aanvraag te vereenvoudigen en te verkorten. Daarom wordt een aantal wijzigingen doorgevoerd om de aanvraag-, mededelings- en verrekensystematiek verder te vereenvoudigen en te flexibiliseren. Daarnaast wordt verduidelijkt dat alleen kosten en uitgaven die aangevraagd zijn en waarvoor een S&O-afdrachtvermindering toegekend is, kunnen worden opgevoerd bij de mededeling.