Nieuwe regels tegen schijnzelfstandigheid ZZP’er
De term schijnzelfstandigheid is in de afgelopen jaren een terugkerend thema geworden. Er is sprake van schijnzelfstandigheid wanneer iemand op papier als zelfstandige werkt, maar feitelijk hetzelfde werk doet als een werknemer in loondienst. Alleen dan zonder de bijbehorende bescherming en voordelen. Nieuwe plannen van de overheid moeten meer helderheid geven over de vraag of ZZP werk geen verkapt loondienstverband is.
Waarom is schijnzelfstandigheid een probleem?
Schijnzelfstandigheid ondermijnt de arbeidsmarkt op verschillende manieren. Om te beginnen worden zelfstandigen vaak ingezet om op kosten te besparen, aangezien werkgevers geen sociale premies of vakantiegeld hoeven te betalen. Hierdoor komen zowel lonen als arbeidsvoorwaarden van werknemers onder druk te staan. Daarnaast zijn schijnzelfstandigen vaak minder goed beschermd tegen ontslag, ziekte en werkloosheid. Dit maakt deze groep kwetsbaar, ook al lijkt het uurloon in eerste instantie aantrekkelijker dan de verdiensten voor soortgelijk werk in loondienst.
Van DBA tot VBAR
Sinds 2016 is de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA) van kracht. Deze wet is destijds in het leven geroepen om te kunnen bepalen wanneer er sprake is van zelfstandigheid of niet. Bij het bepalen wordt vanuit deze wet vooral gekeken naar de gezagsverhouding tussen de opdrachtgever en de uitvoerende ZZP’er. Kan de opdrachtgever bijvoorbeeld bepalen op welke tijden je werkt, met wie je samenwerkt en op welke plaats het werk wordt uitgevoerd? Is het antwoord op veel vragen ‘ja’, dan stijgt de kans dat het sterk overeenkomt met werk in loondienst.
Naast de bovengenoemde wet is er een nieuwe wet in de maak, namelijk de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR). Het gaat nog om een wetsvoorstel met aangepaste richtlijnen voor het definiëren van werken als zelfstandige en de onderlinge arbeidsrelatie. Daarnaast wordt in de wet een uurtarief van € 32,24 als minimum aangehouden. Verdient een zelfstandige minder, dan kan hij of zij eerder aanspraak maken op rechten die medewerkers in loondienst ook hebben. Naar verwachting geldt dit voor een relatief grote groep ZZP’ers in ons land.
Handhaving door de Belastingdienst
Op dit moment treedt de Belastingdienst alleen op tegen schijnzelfstandigheid in gevallen van opzettelijke misleiding of wanneer een opdrachtgever een waarschuwing van de Belastingdienst niet tijdig opvolgt. Aan deze manier van handhaven komt naar verwachting op 1 januari 2025 een einde. Vanaf dat moment kan de Belastingdienst ingrijpen wanneer een ZZP’er feitelijk als werknemer moet worden aangemerkt.
Hoe nu verder?
Zoals vaker bij een wetsvoorstel is de inhoud van de wet nog niet in beton gegoten. In de tweede helft van dit jaar volgt nog een advies van de Raad van State. Vervolgens moeten de Eerste en Tweede Kamer nog over het voorstel stemmen. De kans is dan ook groot dat de VBAR pas vanaf januari 2026 daadwerkelijk wordt ingevoerd.
Een kanttekening is dat ook de nieuwe wet naar verwachting geen waterdichte regelgeving is. Ook dan zal er een grijs gebied blijven bestaan waarin het werk van zelfstandigen en dat van in loondienst bij een werkgever lastig te onderscheiden valt.