Onkunde regeert!
Stel dat de overheid in haar oneindige wijsheid bedenkt dat u voortaan uw totale jaarlijks te leveren medische zorg moet aanbieden in de periode vanaf 1 januari tot 1 juni. Gaat het u dan lukken om de laatste zes maanden van het jaar onder te brengen in de eerste vijf maanden van het jaar? Als dat u lukt, dan leidt u een zeer relaxed bestaan. Maar dat is natuurlijk niet het geval.
De dagen en de weken zijn gevuld en de werkzaamheden zo goed mogelijk over het jaar gespreid. Zo ook in onze branche, die van accountantskantoren. Sommige van u willen graag al in januari over hun jaarrekening kunnen beschikken en weer anderen stellen dit jaarlijkse gedoe uit tot het laatste moment. Dat geeft ons de mogelijkheid om de werkzaamheden over het jaar te verdelen en zo iedere cliënt naar wens te kunnen bedienen.
Helaas lijkt daar verandering in te komen. De al eerder door mij ter sprake gebrachte Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) wil dat u met ingang van 2023 voor 1 juni van elk jaar een financiële verantwoording aflegt. Dit zou dus betrekking hebben op de jaarrekeningen 2022! Voor diegenen onder u die werken in een B.V. of in maatschapsverband wordt de gehele balans en winst- en verliesrekening een openbare zaak. Dat blijft eenmanszaken bespaard, maar deze moeten wel hun financiële ratio’s openbaar maken. En ook voor deze ratio’s is een afgeronde jaarrekening een noodzaak. Heel veel praktijken zullen hun administratie daarom veel meer periodiek moeten gaan afsluiten, zodat er al heel veel voorwerk voor de jaarrekening in het lopende jaar gedaan is. Dat kan betekenen dat u uw werkwijze moet aanpassen. En welk doel dient dit nu alles? Om misstanden en fraude in de zorg te voorkomen.
Eind september is de Regeling openbare jaarverantwoording WMG gepubliceerd. Inmiddels hebben wij als kantoor kennisgenomen van de gevraagde financiële ratio’s en vastgesteld dat deze ratio’s niets zeggen over het financiële DNA van een zorgpraktijk. Voorts is het vereist om een verklaring te geven als de ratio’s afwijken, dit zonder dat duidelijk is wat de ratio’s zouden moeten zijn en wanneer er kennelijk sprake is van een afwijking ten opzichte van die ratio’s die een verklaring gewenst maken. Hiermee wordt de kennisarmoede van onze beleidsmakers en ook de Tweede Kamerleden, die om deze wetgeving hebben gevraagd, ernstig blootgesteld.
Protest vanuit de beroepsorganisaties, zowel vanuit de zorg als de accountancy, naar de haalbaarheid en het nut wordt eenvoudig weggewoven. ‘U zorgt maar dat u uw zaakjes op orde hebt.’ Deze houding staat in zeer schril contrast met de werkhouding van de overheid zelf. Ondanks alle veroorzaakte ellende en geuite bezwaren kan een staatsecretaris met droge ogen verklaren dat men zijn uiterste best doet om de zaken zo snel mogelijk te regelen, maar dat men geen ijzer met handen kan breken. Dit gevoel van onkunde en onrecht maakt mij boos; gelukkig heb ik dit podium nog als uitlaatklep.
Column Richard Mastwijk