Voorstel nieuwe box 3-heffing: combinatie van vermogensaanwas- en vermogenswinstbelasting
De coalitie is het eens geworden over een voorstel voor een nieuw box 3-stelsel. In het conceptwetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 stelt het demissionaire kabinet een box 3-heffing voor met een combinatie van vermogensaanwasbelasting en vermogenswinstbelasting.
Het voorstel kan door het nieuwe kabinet gebruikt worden als hulpmiddel, het huidige demissionaire kabinet vindt het niet passend om het wetsvoorstel zelf in te dienen. Of het nieuwe box 3-stelsel er ook daadwerkelijk uit gaan zien zoals nu is voorgesteld, blijft dus de vraag. Het voorgestelde nieuwe box 3-stelsel zou in 2027 in moeten gaan en staat nu open voor consultatie.
Box 3: het huidige stelsel
Naar aanleiding van het Kerstarrest van de Hoge Raad in december 2021 is er tijdelijk een nieuw box 3-stelsel ingevoerd, de overbruggingswetgeving. In deze tijdelijke wetgeving wordt er uitgegaan van de werkelijke verdeling van spaargeld, beleggingen en overige bezittingen en schulden. De belasting wordt geheven op basis van forfaitaire rendementspercentages, die dicht bij de echte percentages voor sparen, beleggen of lenen moeten liggen. Deze tijdelijke overbruggingswetgeving kost de schatkist echter € 400 miljoen per jaar. Ook lopen er over deze wetgeving rechtszaken waar de Hoge Raad nog een uitspraak over moet doen. Naar aanleiding van het Kerstarrest moet er dus een nieuw box 3-stelsel komen dat meer uitgaat van het werkelijk rendement op vermogen. Het kabinet, hoewel demissionair, heeft hiervoor nu een conceptwetsvoorstel voor consultatie opengesteld.
Het nieuwe box 3-stelsel, hoe ziet dat eruit?
In het nieuwe box 3-stelsel, dat in 2027 in moet gaan, wordt er gebruik gemaakt van zowel de vermogensaanwasbelasting als de vermogenswinstbelasting. Bij de vermogensaanwasbelasting wordt er belasting geheven over zowel het daadwerkelijk genoten inkomen uit vermogen (reguliere voordelen) als de (ongerealiseerde) waardestijging of waardedaling van het vermogen zelf (indirect rendement). Deze methode wordt gebruikt voor makkelijk te gelden te maken bezittingen, zoals beursaandelen. Bij de vermogenswinstbelasting wordt er belasting geheven over het inkomen uit vermogen. De waardeontwikkelingen worden pas belast als deze worden gerealiseerd. Deze methode wordt gebruikt voor niet-liquide bezittingen, zoals vastgoed. Dit om te voorkomen dat belastingplichtigen hun onroerend goed moeten verkopen om de belastingschuld te kunnen voldoen, hetgeen onwenselijk wordt geacht. Het uitgangspunt van het nieuwe stelsel is dat het totaalvoordeel moet worden belast, alle voordelen minus de daarop betrekking hebbende kosten worden in de belastingheffing betrokken.
Hieronder ga ik in op de behandeling van enkele bezittingen en schulden in het nieuwe stelsel.
Banktegoeden
Voor banktegoeden geldt dat enkel de ontvangen rente als regulier voordeel in aanmerking wordt genomen, minus de bijbehorende kosten zoals bankkosten. Het bijhouden van alle transacties om het indirecte rendement te bepalen is namelijk onmogelijk.
Beursgenoteerde aandelen, effecten en soortgelijke bezittingen
Aandelen die op de beurs worden verhandeld en effectenportefeuilles worden volgens de vermogensaanwasmethode belast. Dit betekent dat over de vermogensmutatie en de reguliere voordelen belasting wordt geheven. Hierbij worden vanzelfsprekend stortingen of opnames niet aangemerkt als een vermogensmutatie. De aanwas is te bepalen door het eindvermogen te verminderen met het beginvermogen en hier de stortingen en onttrekkingen van af te trekken respectievelijk bij op te tellen. Daarnaast wordt het dividend als regulier voordeel in aanmerking genomen.
Verhuurd vastgoed
Verhuurd vastgoed zal in het nieuwe stelsel belast worden volgens de vermogenswinstmethode. Hierbij wordt de huur, minus bijbehorende kosten, als regulier voordeel in de belastingheffing betrokkenen wordt er geen rekening gehouden met ongerealiseerde waardemutaties. In tegenstelling tot de vermogensaanwasmethode wordt de waardemutatie van verhuurd vastgoed belast op het moment dat het is gerealiseerd. Dit om te voorkomen dat beleggers hun vastgoed moeten verkopen om de belastingheffing over hun vermogen te kunnen voldoen.
Eigen gebruik
Voor vermogen dat (ook) voor eigen gebruik is bestemd, zoals een tweede huis of een vakantiewoning, wordt een forfait voorgesteld voor het eigen gebruik. Het eigen gebruik wordt op die manier in de belastingheffing betrokken door het in aanmerking nemen van een belastbaar voordeel in de vorm van de economische huurwaarde van de woning. Ook voor de eerste woning in box 3 geldt er een forfait voor het bepalen van het rendement. De hoogte van deze forfaits hangen af van de budgettaire keuzes.
Vordering en schulden, zakelijkheid
Bij vordering en schulden is het voor de belastingheffing van belang dat er zakelijk wordt gehandeld, het zogeheten zakelijkheidsbeginsel. Om een mismatch te voorkomen wordt het zakelijkheidsbeginsel ook in box 3 gehanteerd. Uit praktische overwegingen wordt er wel een doelmatigheidsmarge voorgesteld, een nader te bepalen bedrag of percentage dat het verschil mag zijn tussen de afgesproken rente en de marktrente. De vorderingen en schulden zullen voor de nominale waarde worden behandeld, zodat enkel de ontvangen of betaalde rente als regulier voordeel in de heffing wordt betrokken.
Aandelen in familiebedrijven en innovatieve startups
Voor aandelen in een familiebedrijf en in innovatieve startups wordt gekozen voor de vermogenswinstmethode, om ook hier te voorkomen dat er liquiditeitsproblemen ontstaan als gevolg van de belastingheffing. Daardoor blijven deze type ondernemingen aantrekkelijk om in te investeren. Een “familiebedrijf” wordt gedefinieerd als een bedrijf waarin de belastingplichtige, al dan niet samen met familie een stemrecht heeft van ten minste 50% van de stemmen, waarbij ten minste 1 van de familieleden bestuurder is en er een onderneming wordt gedreven.
Verzekeringsproducten
Verschillende verzekeringsproducten kunnen in box 3 vallen. Het voorstel is dat de verzekeringsproducten onder de vermogensaanwasbelasting vallen, dus zowel de waardemutatie als het reguliere voordeel worden in de heffing betrokken. Nettolijfrenten en nettopensioenen blijven in het nieuwe stelsel onder voorwaarden vrijgesteld. Bij onregelmatige handelingen vervalt deze vrijstelling. Om het systeem in lijn te brengen met heffing naar werkelijk rendement wordt voorgesteld om bij deze handelingen de vermogensaanwas in aanmerking te nemen, in plaats van de waarde van de aanspraak. Zuivere overlijdensrisicoverzekeringen (uitkeren bij overlijden) worden volledig vrijgesteld, aangezien deze er op zijn gericht kosten na overlijden te kunnen betalen en niet op het opbouwen van vermogen. Voor de waarde van de verzekering wordt in het nieuwe stelsel uitgegaan van de actuariële reservewaarde, dit is de waarde die de verzekeraars zelf ook gebruiken en een goede benadering van de waarde in het economische verkeer.
Voor veel verzekeringsproducten van vóór 2001 bestaat er overgangsrecht dat door talloze wijzigingen zeer complex is geworden. Om te voorkomen dat er bij het invoeren van het nieuwe box-3 stelsel een opeenstapeling van overgangsrecht ontstaat wordt voorgesteld om het overgangsrecht af te schaffen. Er wordt bij de invoering van het nieuwe stelsel een toetsmoment gecreëerd: is de kapitaalverzekering op dat moment vrijgesteld, dan blijft deze vrijgesteld. Anders wordt er op dat moment, of bij uitkering van de verzekering, belasting geheven via de loonheffingen.
Overige aspecten nieuw box 3-stelsel
Heffingsvrij vermogen vervangen voor heffingsvrij inkomen
Aangezien het voorgestelde box 3-stelsel belasting heft op basis van het werkelijk rendement wordt het heffingsvrije vermogen (2023: € 57.000 per belastingplichtige, dubbel voor fiscale partners) vervangen voor een heffingsvrij inkomen. Op die manier wordt bewerkstelligd dat belastingplichtigen met hetzelfde werkelijk rendement evenveel belasting betalen. Bij kleine inkomens uit vermogen wordt dan geen belasting geheven. Belastingplichtigen met een vermogen onder de huurtoeslaggrens en een inkomen lager dan het heffingsvrij vermogen hoeven geen aangifte te doen voor box 3.
Verliesverrekening
Aangezien de heffing op basis van werkelijk rendement met zich mee kan brengen dat belastingplichtigen verlies kunnen lijden in box 3, bijvoorbeeld bij koersdalingen of meer rentekosten dan inkomen, wordt verliesverrekening mogelijk gemaakt. Het voorstel is dat het verlies onbeperkt verrekenbaar is met inkomen in box 3. Wel wordt er een verliesverrekeningsdrempel voorgesteld. Of het mogelijk wordt om de verliezen ook te verrekenen met het inkomen uit het voorgaande kalenderjaar hangt af van de budgettaire keuzes die er worden gemaakt.
Diverse aspecten nieuwe stelsel
Naast alle bovengenoemde wijzigingen zijn er nog andere wijzigingen die ik kort wil benoemen.
- Vrijstelling groen sparen en beleggen zal vervallen, aangezien het fiscale belang hiervoor afneemt. In plaats daarvan wordt de heffingskorting voor groen sparen en beleggen verhoogd.
- Er wordt een kwijtscheldingswinstvrijstelling voorgesteld voor kwijtgescholden vorderingen en schulden. Dit is in lijn met de totaalwinstgedachte zoals deze bij ondernemingen geldt.
- Het belastingtarief in box 3 vanaf 2027 is nog onduidelijk en hangt af van de budgettaire effecten.
- Voorgesteld wordt om de belastingplichtige met een box 3-vermogen ook administratieplichtig te maken. Alle gegevens die van belang zijn voor het bepalen van het inkomen uit box 3 moeten worden bijgehouden en 7 jaar bewaard worden. Belastingplichtigen met enkel banktegoeden of een laag box 3-vermogen worden mogelijk hiervan uitgezonderd, om de administratieve lasten zoveel mogelijk te beperken.
- De imputatieregeling voor verzekeringen, dat de uitkeringsvrijstelling voor bepaalde producten maar één keer in het leven mag worden toegepast, wordt afgeschaft voor kapitaalverzekeringen. Voor de kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning en het beleggingsrecht eigen woning blijft deze regeling wel in stand.
Bron: Accountancy Vanmorgen, door Martijn van der Kroon